Begin dit jaar nam ik contact op met de op één na oudste zus van mijn vader. Mijn lieve pa is vijf jaar geleden overleden en ik ben nieuwsgierig of ik nog wat meer te weten kan komen over de familie en over hem. Tante Eijna is 92 jaar oud.
Ik vind het een beetje spannend om te bellen. Ik kom zomaar uit het niets tevoorschijn. Maar ik trek de stoute schoenen aan, tik haar nummer in en wacht.
‘Hallo Jenny?’ klinkt het vragend.
‘Hallo tante Eijna, ik ben Margo, dochter van Ofke en Marian!’ schreeuw ik in m’n mobiel. Het blijft even stil, ik hoor haar brein kraken. ‘Ben jij Jenny?’ vraagt ze opnieuw.
Ik herhaal een aantal keer wie ik ben. En voeg eraan toe dat ik graag een keer langs wil komen. ‘Dat is goed, hoor,’ reageert ze. Maar dan moet ik wel bellen van tevoren.
Helemaal prima. Op de bonnefooi naar Appelscha was toch al niet de bedoeling.
Ik herhaal nog maar een keer wie ik ben en dan vraagt ze naar Ofke en Marian, mijn ouders. Die wonen toch in Nieuwerbrug? Ja, dat klopt. Ik krijg hoop, langzaam gaan er laatjes open. Als ik afscheid wil nemen, zegt ze plotseling: ‘O, Margootje!’
Hoe leuk. Ik zit toch nog ergens in een laatje. 😉
Op een zonnige donderdag rijd ik naar Appelscha. Naar tante Eijna die ik in het verleden alleen maar een paar keer beleefd heb gezoend op een familiereünie. Mijn vader en zij schelen zestien jaar. Ik ben benieuwd wat zij nog kan vertellen over hem.
Ik heb twee uur de tijd om na te denken over deze familie. Ik heb mooie herinneringen aan mijn opa en oma. De boerderij met de koetjes en lammetjes die ik een fles mocht geven. De hond Tosca in de kennel. De vliegenmepper waarmee ik vliegen dood mocht slaan, ik kreeg een cent per vlieg van mijn opa. Daar waren wij als kleinkinderen natuurlijk lekker zoet mee. Ik vond mijn opa en oma lief. We aten warm tussen de middag en in de mooie kamer, als de sigaar en het advocaatje op waren, bleef ik alleen achter en plukte ik pluisjes van het wollen vloerkleed. Ik hoor in gedachten de Friese staander tikken en ruik de sigaren. Wat een rust.
Mijn tante Eijna, een meter vijftig groot, begroet me vriendelijk. ‘Jij ben net zo groot als je moeder,’ zegt ze. Ze heeft niet veel herinneringen van mijn vader. Het was vooral lief en leuk, weer zo’n kleine baby in huis, vertelt ze. Ik sta er nu pas bij stil dat het voor mijn oma heftig moet zijn geweest om zwanger te zijn van nummer tien in het laatste jaar van de oorlog. Honger, kledingzorgen, angst voor bombardementen … Wat een uitdagingen!
Tante Eijna kijkt me ernstig aan. ‘Ze was ziek toen ze zwanger was van Ofke.’
‘Bedoelt u dat ze depressief was?’
Ze bevestigt het. Eerder had ze al genoemd dat oma manisch depressief was. Dat er periodes waren geweest dat oma niet voor het gezin kon zorgen. Gelukkig kwam dan ene tante Bertha in huis. Zij nam de taken over en zorgde liefdevol voor oma en de kinderen. Ik luister naar tante Eijna, die emotioneel wordt als ze over tante Bertha spreekt.
‘Jaren later, op de begrafenis van tante Bertha liep ik maar te orakelen en huilend heb ik haar keer op keer bedankt. “Dank u wel, lieve tante Bertha, dank u wel dat u zo goed voor ons hebt gezorgd.”’
Ze geeft me een bijzonder inkijkje in haar leven. Zij heeft als kind ondervonden hoe het was om een depressieve moeder te hebben. Tante Bertha was haar reddende engel.
Mijn opa en oma hielden oprecht veel van elkaar en ook van hun kinderen en kleinkinderen. Ik heb nog meer respect gekregen voor wat zij samen hebben opgebouwd, ondanks deze zwarte periodes. Wat zou ik graag nog even met mijn oma willen praten. Ik voel me nog meer met haar verbonden als ik naar huis rijd. In mijn tienertijd en na de zwangerschappen worstelde ik ook met depressies. Ik ken inmiddels mijn gebruiksaanwijzing en dat helpt. Misschien toch een beetje erfelijk belast. Maar het is oké. Gelukkig heb ik ook ‘tante Bertha’s’ gehad op de moeilijke momenten in mijn leven. Tweede moeders en vriendinnen. En ook ik ben daar nog steeds mega dankbaar voor!